Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9682

Datum uitspraak2008-08-14
Datum gepubliceerd2008-08-19
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummerszaak/rolnr.: 363077 / CV EXPL 07-6421
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Arbeidsrecht. Vechten op de werkvloer met een werknemer van de opdrachtgever levert in de regel een dringende reden op voor ontslag op staande voet. Verzachtende omstandigheden, die een uitzondering op deze regel zouden rechtvaardigen, zijn gesteld noch gebleken. Vordering in conventie (gefixeerde schadevergoeding wegens onrechtmatig ontslag) daarom afgewezen. Weliswaar is de tegenvordering van de werkgever (gefixeerde schadevergoeding wegens het aan de werknemer toe te rekenen, rechtsgeldig bevonden, ontslag op staande voet) per datum conclusie van antwoord inmddels verjaard, maar dat staat er niet aan in de weg dat deze tegenvordering ex. art. 6.131 BW wel nog in verrekening mag worden gebracht met het per datum ontslag nog aan de werknemer verschuldigd loon c.a.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector kanton Locatie Zaandam zaak/rolnr.: 363077 / CV EXPL 07-6421 datum uitspraak: 14 augustus 2008 VONNIS VAN DE KANTONRECHTER inzake [eiser] te [adres] eisende partij hierna te noemen [eiser] gemachtigde mr. E.C. Douma tegen 1. [gedaagde] 2. [gedaagde] 3. [gedaagde] te [adres] gedaagde partij hierna te noemen [gedaagde] gemachtigde mr. M.M. van Til De procedure In deze procedure is op 3 april 2008 een tussenvonnis gewezen waarbij wordt volhard, voor zover hierna niet anders bepaald. Vervolgens zijn partijen ingevolge dat ter terechtzitting verschenen voor het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking. Daarvan zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zo nodig in de vorm van een proces-verbaal worden uitgewerkt. Omdat de kantonrechter die het tussenvonnis wees niet in staat was de zaak af te doen heeft de kantonrechter die dit eindvonnis wijst de zaak overgenomen. Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald. De vordering In het tussenvonnis wordt slechts melding gemaakt van een vordering tot schadevergoeding wegens onregelmatig ontslag, doch is verzuimd melding te maken van de tevens gevorderde vakantiebijdrage, vergoeding wegens niet genoten vakantiedagen, alsmede wettelijke rente en verhoging. Die omissie wordt bij deze hersteld. De feiten De in het tussenvonnis vastgestelde feiten worden ook in dit eindvonnis tot uitgangspunt genomen. Waar onder de feitelijke vaststellingen echter wordt vermeld dat op 20 april 2008 zowel per SMS als per aangetekende brief ontslag is aangezegd moet worden geconstateerd dat het ontslag niet per SMS maar per voicemailbericht is aangezegd, welk voicemailbericht op 22 april 2008 door [eiser] is beluisterd. De aangetekende brief is op 25 april 2008 door [eiser] bij het postkantoor afgehaald en gelezen. Verder is nog het volgende komen vast te staan. Bij brief van 17 april 2008 heeft Air Visions BV een brief gestuurd aan [gedaagde] waarin zij het volgende laat weten: Naar aanleiding van de vechtpartij in de kantine van het Shell-project te Amsterdam op maandag 16 april 2008, wil ik u laten weten dat Air Visions BV geen gebruik meer wenst te maken van de heer Dane Gooijer…. Een dergelijke situatie kunnen wij niet accepteren. Wij hebben hier veel nadelige gevolgen door ontvangen en alle eventuele gevolgschade zullen wij verhalen op [gedaagde]. Ik wil u verzoeken contact op te nemen…..in verband met gemaakte afspraken en de voortgang van de samenwerking tussen Air Visions en [gedaagde]. Bij faxbericht van 19 april 2008 heeft Air Visions BV aan [gedaagde] laten weten dat ze geen gebruik meer wil maken van de diensten van [gedaagde]. Als reden wordt opgegeven: De reden is dat wij nooit weten wanneer Robouw wel of niet komt om hun werkzaamheden te bewerkstelligen voor Air Visions BV. Door de veelzijdigheid der afwezigheid heeft Air Visions tussentijds een passende oplossing bewerkstelligd…. De beoordeling van het geschil Ontslag op staande voet. In deze zaak gaat het in hoofdzaak om het volgende. [eiser], die door [gedaagde] te werk was gesteld bij Air Visions BV, op een project bij Shell te Amsterdam, is daar op 16 of 17 april 2008 betrokken geraakt bij een vechtpartij met een werknemer van de opdrachtgever, waarbij hij dusdanig gewond raakte dat hij naar de eerste hulp van het ziekenhuis moest. De volgende dag is hij niet op het werk verschenen. De dag daarop heeft hij zich wel op het werk gemeld, maar is hij daar weggestuurd, omdat men hem niet meer op het werk wilde hebben. Daarover heeft [eiser] vervolgens contact opgenomen met [gedaagde]. Nadat [gedaagde] uiteindelijk had begrepen dat [eiser] had gevochten en dat Air Visions BV dat niet acceptabel vond heeft zij hem bij voicemail bericht en aangetekende brief, verzonden op 20 april 2008 en respectievelijk ontvangen op 22 en 25 april 2008, op staande voet ontslagen. Als ontslaggrond is opgegeven het vechten met personeel van de opdrachtgever en het feit dat [gedaagde] dit van de opdrachtgever moest horen en niet van [eiser] zelf. Partijen verschillen van mening over de vraag of het ontslag op staande voet in rechte kan standhouden, zowel wat de daaraan ten grondslag gelegde dringende reden betreft, als de onverwijldheid waarmee het ontslag is gegeven. Daarover wordt als volgt geoordeeld. Het vechten op de werkvloer met een werknemer van de opdrachtgever moet in de regel als dusdanig ernstig worden aangemerkt, dat van een werkgever in redelijkheid niet mag worden verwacht dat hij de arbeidsrelatie (al is het maar voor enige tijd) voortzet. Onder omstandigheden kan dit echter anders liggen, bijvoorbeeld indien de werknemer zijns ondanks bij die vechtpartij werd betrokken, dan wel de vechtpartij weinig of niets om het lijf had. Dergelijke verzachtende omstandigheden zijn evenwel gesteld noch gebleken. Integendeel, het moet er voor worden gehouden dat [eiser] het conflict niet uit de weg is gegaan, terwijl de daarop gevolgde vechtpartij dusdanig heftig was, dat [eiser] zich onder doktersbehandeling moest stellen. Een dergelijk gewelddadig voorval op de werkvloer is inderdaad volstrekt onacceptabel en rechtvaardigt het daarop gegeven ontslag op staande voet. Dit temeer omdat, zoals voldoende is komen vast te staan, [eiser] heeft verzuimd om zijn werkgever onmiddellijk zelf van het voorval op de hoogte te stellen, zodat laatstgenoemde direct contact had kunnen opnemen met de opdrachtgever, om de relatie met deze zo mogelijk te redden. Dat [eiser] het voorval, overigens pas dagen later, alsnog uit eigen beweging aan [gedaagde] zou hebben gemeld is niet komen vast te staan. Integendeel, het moet er voor worden gehouden dat [gedaagde] pas weet kreeg van het precieze voorval, na ontvangst van de brief van 17 april 2008 van Air Visions BV. Dat Air Visions BV de relatie met [gedaagde] tenslotte niet om die reden zou hebben beëindigd mag misschien waar zijn, maar doet niet af aan het voorgaande. Duidelijk is in ieder geval wèl dat Air Visions BV Gooijjer na het bewuste voorval niet meer op het werk wilde zien. Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag vervolgens met voldoende voortvarendheid gegeven. Na ontvangst van de brief van Air Visions BV, gedateerd 17 april 2008, op of omstreeks 19 april daarop volgend, heeft [gedaagde] immers reeds op 20 april 2008 zowel een voicemail bericht ingesproken als een aangetekende brief verstuurd, waarin dit ontslag werd aangezegd. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering van [eiser] wegens onregelmatig ontslag (artikel 7.677 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek) niet kan worden toegewezen, nu het ontslag op staande voet rechtsgeldig wordt geoordeeld. In het vervolg daarop moet worden vastgesteld dat [gedaagde], die [eiser] door diens toedoen op staande voet heeft moeten ontslaan, uit dien hoofde op haar beurt wèl een vordering op hem had ( artikel 7.677 lid 3 BW). Weliswaar was die vordering, zoals terecht door [eiser] is aangevoerd, verjaard toen deze bij conclusie van antwoord voor het eerst ter sprake werd gebracht, maar dat staat ingevolge het bepaalde in artikel 6:131 van het Burgerlijk Wetboek niet weg aan verrekening, waarover hierna meer. Deze in verrekening te brengen tegenvordering mag, zoals nog onweersproken is gebleven, worden begroot op € 1.449,27. Loonvordering c.a. Los van het voorgaande heeft [eiser] nog een loonvordering c.a. ingesteld. Voor wat betreft achterstallig loon over april 2007 ad € 56,93 bruto en vakantiebijslag ad € 68,58 bruto is geen verweer gevoerd, zodat ervan moet worden uitgegaan dat [eiser] per einde dienstverband inderdaad recht had op nabetaling daarvan. Voor wat betreft de volgens hem niet genoten vakantiedagen heeft [eiser], die in de dagvaarding uitgaat van 20 dagen, een bedrag groot € 999,49 bruto gevorderd. Het daartegen gevoerde verweer hoeft, zoals hierna zal blijken, niet te worden beoordeeld nu dat voor de uitkomst van dit geschil niet uitmaakt. Bij elkaar opgeteld kon [eiser] per einde dienstverband nog (hoogstens) aanspraak maken op € 56,93 + € 68,58 + € 999,49 bruto = € 1.125,-- bruto. Dat laatste bedrag valt echter geheel weg tegen de € 1.449,27 die [gedaagde] in verrekening mocht brengen. Omdat de verrekening ingevolge artikel 6.129 van het Burgerlijk Wetboek terugwerkt, is geen wettelijke rente noch verhoging ten gunste van [eiser] verschuldigd geworden. Slotconclusie. Samengevat moet worden geoordeeld dat de vordering van [eiser] in al zijn onderdelen moet worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. Beslissing De vordering wordt afgewezen. [eiser] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 525,-- wegens salaris van de gemachtigde. Dit vonnis wordt voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar verklaard bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 augustus 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.